Uit de nieuwste rapportage van het grutto-onderzoeksteam van de vakgroep Dierecologie, Centrum voor Ecologische en Evolutionaire Studies van de Rijksuniversiteit Groningen (Kenniskring Weidevogellandschap Ministerie van Economische Zaken, rapport 2013, ‘Grutto-demografie in Zuidwest-Friesland vanaf 2004: update na de doorstart en uitbreiding in 2012’ door Roos Kentie, Jos Hooijmeijer & Theunis Piersma), komen een aantal duidelijke beleidsaanbevelingen ten aanzien van verbeteringen in weidevogelbeheer.
- Bij de huidige intensieve agarische bedrijfsvoering is het onmogelijk om een levensvatbare gruttopopulatie te behouden. De nesten- en kuikenoverleving zijn eenvoudig te laag om de jaarlijkse sterfte van volwassen vogels te compenseren.
- Bij een extensieve bedrijfsvoering (kruidenrijk, vochtig grasland met late maaidatum) is het nog altijd mogelijk om voldoende kuikens vliegvlug te krijgen.
- Het weglekken van broedvogels van extensieve naar intensieve gebieden is een onvoldoende onderkend probleem dat cruciaal is voor het behoud van een duurzame populatie. Een sterk versnipperde populatie is om die reden namelijk niet levensvatbaar.
- Weidevogelbeheer heeft alleen zin als er voldoende opgroeimogelijkheden zijn voor de kuikens, zowel qua omvang als bereikbaarheid. Enkel legselbeheer is wellicht zelfs contraproductief. In ZW Friesland liggen de extensieve gebieden nu te ver weg voor gruttokuikens die op intensief land uit het ei kruipen.
- Grootschalige extensieve gebieden bieden de beste garantie voor duurzame populaties. Niet voor niets steekt de Workumerwaard met een omvang van 800 ha nu met kop en schouders uit boven de andere gebieden als het gaat om nest- en kuikenoverleving.
- Een dergelijke grootschaligheid zal niet overal haalbaar zijn maar wellicht biedt een fijnmazig mozaiek van intensief en extensief land ook voldoende mogelijkheden. Het is om die reden de moeite waard om te onderzoeken of de situatie in Skriezekrite Idzegea daarvoor voldoende basis biedt. Vooralsnog zouden we als richtlijn willen hanteren dat weidevogelbeheer onder ideale omstandigheden alleen doelmatig is op een afstand van maximaal 500 meter van een extensieve kern, Het is de vraag of een dergelijke afstand ook voor kleine kuikens te overbruggen valt. De grote sterftekans laat zien dat ze op deze leeftijd erg kwetsbaar zijn. Bij het inschatten van de overbrugbare afstand moet uiteraard rekening met tussenliggende obstakels zoals wegen en sloten worden gehouden. Bijvoorbeeld, slootkanten zouden niet te steil moeten aflopen, zodat grutto-gezinnen deze zonder moeite kunnen oversteken. Verbindingszones zoals botanische weideranden van ongemaaid gras langs slootkanten kunnen een goed instrument zijn om gezinnen de oversteek naar een goed opgroeihabitat veilig te kunnen laten maken.
- De extensief beheerde kernen die als brongebied moeten dienen, moeten worden gemonitord. Als een kerngebied een put dreigt te worden, moet zo nodig specifieke beheersmaatregelen worden genomen, zoals het ongeschikt maken en houden voor predatoren.