papegaaienkruid – ambrosia – herfstleeuwentand – korenbloem – madeliefje –– muizenoor – veerdelig tandzaad – japanse duizendknoop– perzikkruid – ridderzuring ––– viltige duizendknoop – waterpeper – zwaluwtong – spiesmelde – stippelganzenvoet –– duist –klein liefdegras – fluweelblad – herderstasje– hoenderbeet – hondsdraf ––– bitterzoet – klaproos – akkerleeuwklauw – zilverschoon – fluitenkruid –
Luister naar de schoonheid van hun namen.
Als meisje van een jaar of acht liep ik met mijn vader op het pad naast de schuur. Mijn oog viel op een klein wit bloemetje en ik bukte om het te gaan plukken. Waarop mijn vader zei: “wat moet je met dat onkruid”. Ik begreep niet wat hij bedoelde. Ik zag een prachtige kleine bloem.
De mens die de poëtische benamingen heeft verzonnen voor de vele planten die in bermen en akkers in het wild groeien, deze zelfde mens bestempelt het als ‘onkruid’, iets wat je liever kwijt dan rijk bent.
De natuur noemt het geen onkruid, dat doen wij. De natuur heeft vele soorten, maar maakt geen onderscheid. Natuur is simpel en complex tegelijk. Natuur heeft geen andere betekenis dan te zijn.
Suzan Bosch